#7 De oma’s van tegenwoordig
In haar nieuwe boek doet Heleen van Royen verslag van de verschillende rollen die in een vrouw verenigd kunnen zijn: moeder, dochter, minnares en grootmoeder tegelijk. Inspirerend hoe ze als schrijver haar eigen leven tot onderwerp van haar werk maakt. Ik zie in gedachten al mijn volgende project opdoemen: de oma’s van tegenwoordig, een theaterproductie met een verscheidenheid aan grootmoeders die de wereld becommentariëren en verhalen vertellen over hun eigen leven en geschiedenis. Een kruising tussen de Vagina monologen en Benidorm Bastards moet het worden. Maar eerst deze column.
Wat zijn oma’s voor mensen? Wat is hun betekenis? Hoe ziet een moderne grootmoeder eruit? Het houdt me al een tijdje bezig. Niet dat ik me druk maak over mijn eigen rol als oma. Die lijkt me hartstikke leuk. Ik heb er alle vertrouwen in dat ik mijn plek wel zal weten te vinden, als het zo ver is. Van mij mag het morgen en het mag ook nog jaren duren. Dat is niet de kwestie. Het ligt dieper, ik ben op zoek naar iets anders, een modern archetype, als dat al bestaat.
Met Monica Jaramillo van het platform Rosita & Pepa, ingegeven door de herinnering aan haar eigen Colombiaanse oma’s, trek ik samen op in Grandma’s March, een internationale gespreksserie over het belang van grootmoeders voor deze tijd. Een maand lang gaat het over oma zijn, grootmoeder-energie, vrouwelijke wijsheid en zelfs de Crone, het archetype waarin de wijze vrouw en de heks verenigd zijn, verschijnt ten tonele. Ik dompel me onder in de verhalen van wijze vrouwen in verre landen en over de tradities die wat mij betreft in ere hersteld mogen worden.
Ondertussen voel ik me de grootste kaaskop aller tijden Waar zijn mijn zoete herinneringen? Hoe zit het met die mooie grootmoederenergie in onze Nederlandse samenleving? En hoe past Heleen van Royen in dit plaatje? Het clichébeeld van de wijze oude vrouwen van vroeger en in verre landen houdt me gevangen. Het lukt me nog niet het te ontkrachten. Of er mijn eigen antwoord op te vinden. De herinneringen aan mijn eigen grootmoeders worden niet rijker sinds ik daar in een van de vorige columns een aanzet toe deed en mijn moeder interviewde. Ik kom niet verder, ik zit vast.
Tijdens het Grandma’s March event nam ik deel aan een ‘ancestral healingsessie’. Een meditatie waarin we gevraagd werden contact te maken met alle vrouwen voor ons die ‘ja’ gezegd hebben, waardoor wij uiteindelijk geboren zijn. Ik krijg een beeld van een grote groepsfoto ergens in een ruimte (een kerk?) waar de vrouwen die mij voorgegaan zijn, bij elkaar staan. Het lijkt zelfs of ik er een Scheveningse vissersvrouw tussen zie. Dat beeld geeft mij houvast; er is een denkbeeldig web geweven. De verhalen in culturen die zich zo bewust zijn van hun plek in de opvolging van generaties ontroeren mij. Een Catalaans gezegde luidt “Als we ver kunnen kijken, is het omdat we op de schouders van onze voorouders staan”. En de grandmotherscouncil zet zich juist in voor de zeven generaties na hen.
Een Surinaamse vriendin snapt er niets van, die moeizame pogingen van mij om meer zicht op mijn familiegeschiedenis te krijgen. “Oma’s geven toch de familieverhalen door? In Suriname wel hoor! Het begint er al mee dat baby’s niet alleen van de moeder zijn, maar van de hele gemeenschap.” Er valt een puzzelstuk op haar plek: de ‘extended family’. In Nederland hebben we ons kennelijk meer op het kerngezin als hoeksteen van de samenleving gericht. In ieder geval in de kringen waarin ik ben opgegroeid.
Nu we langer en langer gezond leven ontkomen we niet aan een herwaardering of herdefiniëring van intergenerationele verhoudingen in de maatschappij. Ook in de westerse samenleving. Zeker nu we langzaam afscheid nemen van de verzorgingsstaat. Dat is mijn stellige overtuiging. Het is niet alleen heimwee naar iets dat ik nooit gekend heb.
Onder de kop “Grootouder, dat is pas een vitaal beroep” geeft Lynn Berger in de Correspondent een voorzet. Buiten familiebijeenkomsten om zijn er nog maar weinig plekken in de samenleving waar verschillende generaties elkaar tegenkomen. Als gevolg van industrialisering en verstedelijking, zijn mensen in de verschillende levensfasen verder van elkaar af komen te staan. Kinderen zitten op school, netjes gesorteerd op leeftijd; hun ouders zijn ergens anders aan het werk; en grootouders wonen in hun eigen huis, of anders in een verzorgingstehuis of aanleunwoning. Onze samenleving is gebouwd op een droom van individuele onafhankelijkheid, niet op wederzijdse afhankelijkheid. Het kerngezin – vader, moeder, en twee of drie kinderen – is de eenheid geworden waarbinnen de volgende generatie wordt klaargestoomd, eventueel met behulp van ingekochte diensten of de oppasservice van opa en oma dus. Maar verschillende generaties zijn veel sterker met elkaar verweven dan we bereid lijken te erkennen. Grootouders zijn van vitaal belang voor het grootbrengen van de volgende generaties.
Richard O Weijo probeert de Westerse en Oosterse kijk op de rol van ouderen bij elkaar brengen. Hij stelt dat in deze tijd ‘Generativity’ (een term uit het 8 stadia model van menselijke ontwikkeling) het belangrijkste doel van de ouderdom is. Dus niet het uitrusten na gedane arbeid, maar kennis en wijsheid doorgeven aan toekomstige generaties en manieren vinden om zo lang mogelijk van betekenis te blijven voor de mensheid als geheel.
Dat klinkt mij als muziek in de oren. Het liefst zou ik de trendwatcher uithangen en verkondigen dat we aan de vooravond staan van een nieuwe ontwikkeling zoals O Weijo voorspiegelt. Toch heb ik me eerst maar eens te verzoenen met het feit dat ik niet ben opgegroeid in zo’n rijke traditie van intergenerationeel contact en dat de Nederlandse samenleving vooralsnog zo niet in elkaar zit.
En ondertussen smelt mijn hart als Isabella, mijn bonuskleindochter, zegt: “oma Marjolein, ga je nog een keer mee naar de speeltuin?”. Pure rijkdom in eigen achtertuin.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!