#15 Mensen van onze leeftijd
Ik had haar ook al gespot in de wachtkamer van de ferry naar het volgende Kaapverdische eiland. We hadden ons netjes op tijd gemeld. Iedereen wist dat het onzin was zo vroeg te komen. Toch deden we het allemaal braaf. Niet alleen de spaarzame toeristen, ook de lokale bevolking. Niemand wilde de boot missen. Hij ging maar eens per week, en dan wel stipt op tijd.
De keurige vrouw met kort blond haar en Teva sandalen kwam naast me staan bij het luikje van de kiosk. Handig reis-bloesje boven blanke benen, waaraan te zien was dat ze nog niet zo lang in Kaapverdië waren. “Je bracht me op een idee. Ik heb zin in goede koffie”. Ze bestelt een espresso en een biertje. “Je ziet niet zoveel rugzaktoeristen van onze leeftijd.” Ging ze verder. “Waar gaan jullie heen? Hoe lang zijn jullie al hier?”. De gebruikelijke uitwisseling van backpackers onderweg kwam op gang. “Mijn man houdt er niet zo van, maar ik vind het heerlijk, zo reizen.” Mijn blik gleed naar de rugzak bij de lege stoel naast haar man. Diezelfde man had ik net stuurs de andere kant op zien kijken toen ze een foto van hem wilde maken met de zee op de achtergrond.
Het ‘mensen van onze leeftijd’ klonk nog zachtjes na, toen ik met twee bekers koffie weer naast mijn eigen lief ging zitten. “Het zijn vast Denen” voegde hij nog aan de observaties toe, “die drinken altijd bier, ’s morgens vroeg.” Het zou kunnen: de lichte huid en het blonde haar. Ik had eerder een ontmoeting op de camping verwacht met zo’n bloes en zulke sandalen, of het label van een reisbureau aan een rolkoffer. Over stereotypen gesproken. Op reis is de neiging om mensen hardop te scannen op waar ze thuis horen moeilijk te onderdrukken.
Het was zoiets als de eerste keer dat iemand ‘mevrouw’ tegen me zei, heel lang geleden. Of een collega die spontaan uitroept: ‘dat zegt mijn moeder ook altijd’, iets minder lang geleden. Nu ben ik zonder mankeren ingedeeld bij de groep oudere backpackers. Door de blik van een ander.
We kwamen elkaar vaker tegen, die weken reizen door de prachtige eilandengroep in de Atlantische Oceaan. Ik had de vrouw inmiddels als leuk bestempeld. Het bleken Basken te zijn. Haar opmerking had mij de ogen geopend. Nu ik er op ging letten, zag ik meer mensen van onze leeftijd rond sjouwen op slippers of bergschoenen. Doorgewinterde rugzakken op de rug, goedkope leesbrillen op het hoofd. Zestigers die geen zin hebben in overwinteren aan de Algarve. Natuurlijk, de Interrail generatie doet het nog eens dunnetjes over. Net als wij. En net als toen zijn we er allemaal van overtuigd dat wij geen toeristen zijn maar echte reizigers. Ik moet om mezelf lachen: ik loop zelf over van de clichés, waar ik zo graag tegen ten strijde trek.
Bij nog beter kijken, voel ik ontroering voor de mengeling van jeugdige overmoed en beginnende broosheid bij de reizigers met de vale rugzakken. Dapper stappen ze de, oh zo authentieke, ferryboot op om vervolgens urenlang, kotsend boven een plastic zakje te hangen. Bij aankomst stiefelen ze bleekjes, maar weer monter van boord. Op naar nieuw avontuur. Mijn eigen broosheid had ik nog niet opgemerkt, mijn medereizigster duidelijk wel. Ik waande me eeuwig jong.
Naast zon, zee en vulkanische eilanden, bracht deze reis de vriendelijke voorkomendheid van de Kaapverdianen zelf. Ieder contact begint met een glimlach. Geen gemopper in de rij buiten voor de ticketoffice; iedereen netjes een mondkapje op. De portier doet persoonlijk een paar druppels desinfecteer op je handen voordat je naar binnen mag. Reizen in Coronatijd. Gewoon doen wat nodig is. Simpel. Even een tas dragen? Andermans kind op de arm? Een eindje omrijden met de bus? We doen het lachend en houden evengoed het tempo erin. De ontevreden en sombere mensen uit Nederland wordt dansend een spiegel voorgehouden.
Zeevaarders en boeren die ploeteren om wat oogst van het land te halen, zonder een druppel regen. Door de loop van de geschiedenis bij elkaar gebracht en ook weer uitgevlogen. Ze hebben allemaal hun hart verpand aan deze rotsen in de zee.
Tijdens een van onze tochten langs stoffige wegen, horen we in onvervalst Rotterdams: “He, komen jullie uit Nederland? Kom. Kom. Wil je wat drinken?” Trots laat de man zijn huis zien. Bij elkaar gespaard met hard werken. Het lichaam versleten, maar oh, zo blij met het pensioen uit Nederland. We krijgen een glaasje ranja en een stuk papaja mee voor onderweg. Ik herinner me de aardige Kaapverdianen in Hoek van Holland, die bij mijn vader op de boot werkten. We delen een geschiedenis. De plek verandert, onze positie verandert en de ontmoetingen worden steeds verrassender.
De Baskische vrouw en de Kaapverdiaanse man confronteren mij zachtmoedig met mijn eigen mantra dat niets is wat het lijkt. Ik niet en de ander ook niet. Alleen met oprechte nieuwsgierigheid ontmoeten we elkaar in het echte leven. Ver voorbij iedere gedachte of poging om welke hokjesgeest dan ook te bestrijden. Spelen met stereotypen kan alleen als je ze eerst omarmt. Ik koester mijn nieuwe status als oudere toerist en verwelkom het leven in al zijn veelzijdigheid. Wel met nieuwe rugzak, trouwens. Die kreeg ik, hoe toepasselijk, voor mijn zestigste verjaardag.
Mooi en ontroerend. De broze dappere zestigers met hun versleten of juist net nieuwe rugzakken. En vooral de zin: spelen met stereotypen kan alleen als je ze eerst omarmt. Zoveel samengevat in weinig woorden.
Dank je Tineke. Je hebt het goed gezien.